donderdag 2 mei 2013

levend museum?

Bij een reis naar Ethiopiƫ, kies je als toerist vaak ofwel voor de historische noordelijke route met orthodoxe kerken en middeleeuwse kastelen. Of je kiest voor de kleurrijke zuidelijke route met de verschillende volken.
De luxe van vier maanden in Ethiopiƫ te zijn, is dat ik niet moet kiezen en dus zowel naar noord als zuid reis. Al heb ik toch lang getwijfeld om naar de Omo-vallei in het zuiden te reizen.
 Andere toeristen waarschuwden me voor ‘het mensjes kijken’ en voor ‘je lijkt soms een wandelende bank’ en voor ‘de disneyficatie van de regio’. En dan is er nog de bereikbaarheid van de dorpen in de Omo-vallei. Moeilijk tot niet bereikbaar met openbaar vervoer, ‘je moet een 4x4 huren’ raadde verschillende mensen me aan. Niet meteen mijn reisstijl en ook niet voorzien in mijn budget… Daarom dus lang getwijfeld maar dan toch stoer met 1 mini-rugzak voor 12 dagen alleen op pad in de hoop dat ik de zuidelijke route ook op een iets duurzamere manier kan bereizen.
Mijn route stel ik op aan de hand van de marktdagen. Maandag Konso met vrouwen in kleurrijke lange rokken met rond de heupen een soort tutu. 
Donderdag Key Afer met de lange Benna mannen die hun geiten proberen te verkopen aan 25 birr per kilo. En de Tsemay-meisjes die zich opmaken met juwelen van pareltjes en soms ook hun gezicht beschilderen.
Zaterdag Dimeka waar de Hamer hun inkopen doen en de bruine aardekleuren overheersen.
Omdat er een nieuwe asfaltweg is van Arba Minch naar Jinka, kan ik een groot stuk met de bus doen. De minibusjes zitten overvol, met op het dak budons en meubelen en eten en een enkele keer zit ik op cementzakken in de koffer. Maar al bij al verloopt de reis comfortabeler dan verwacht. In sommige dorpen geraak je niet zonder een paar dagen stappen of zonder eigen vervoer. En zo ontmoet ik af en toe een medereiziger. 
Met de Japanse Mine rijd ik naar het Mago National Parc. Prachtige natuur en ook de woonplaats van de Mursi die gekend zijn om hun lipplaten. Van de FranƧaise Denise krijg ik een lift naar een Karo-dorp. Zij is reisleider en komt het terrein verkennen, boeiende gesprekken over duurzaam toerisme en hoe dit al dan niet kan bij het bezoeken van deze tribes.
Je gaat naar het zuiden om te zien hoe mensen leven. Omdat er zoveel verschillende volken op zo een relatief kleine oppervlakte wonen, maakt dit het bijzonder. Je gaat op bezoek in een dorp, net zoals je een museum bezoekt. Met dat grote verschil dat je sowieso een impact hebt op het dagelijks leven van de mensen die je bezoekt, stemt tot nadenken...
In Jinka is er ook een goed antropologisch museum, mij lijkt dit een verplicht bezoek voor elke toerist in deze regio. Tijd is een andere belangrijke factor lijkt me. Als je moet rushen, gaat het echt enkel om die ene foto en hup naar het volgende dorp. 
De babbeltjes bij honingwijn in Chanco, de vrouw op de markt in Konso die mijn witte armen betast, het Mursimeisje dat zich verstopt achter mijn sjaal, de jongen op de Key Afermarkt die een foto van me neemt,… Het kijken en bekijken, de nieuwsgierigheid komt van twee kanten.
Ik had een prachtige reis naar het zuiden van Ethiopiƫ. Het draait op sommige plaatsen om die paar birr die de mensen voor een foto krijgen. En het is een grote uitdaging om de toeristische bezoeken te stroomlijnen. Dat is een gedeelde verantwoordelijkheid van de bevolking, de touroperators, de gidsen en zeker ook de toeristen!

Het fotogenieke zuiden: