Bij een reis naar Ethiopiƫ, kies je als
toerist vaak ofwel voor de historische noordelijke route met orthodoxe kerken
en middeleeuwse kastelen. Of je kiest voor de kleurrijke zuidelijke route met
de verschillende volken.
De luxe van vier maanden in Ethiopiƫ te zijn,
is dat ik niet moet kiezen en dus zowel naar noord als zuid reis. Al heb ik
toch lang getwijfeld om naar de Omo-vallei in het zuiden te reizen.
Andere toeristen waarschuwden me voor ‘het
mensjes kijken’ en voor ‘je lijkt soms een wandelende bank’ en voor ‘de
disneyficatie van de regio’. En dan is er nog de bereikbaarheid van de dorpen
in de Omo-vallei. Moeilijk tot niet bereikbaar met openbaar vervoer, ‘je moet
een 4x4 huren’ raadde verschillende mensen me aan. Niet meteen mijn reisstijl
en ook niet voorzien in mijn budget… Daarom dus lang getwijfeld maar dan toch
stoer met 1 mini-rugzak voor 12 dagen alleen op pad in de hoop dat ik de
zuidelijke route ook op een iets duurzamere manier kan bereizen.
Mijn route stel ik op aan de hand van de
marktdagen. Maandag Konso met vrouwen in kleurrijke lange rokken met rond de
heupen een soort tutu.
Donderdag Key Afer met de lange Benna mannen
die hun geiten proberen te verkopen aan 25 birr per kilo. En de Tsemay-meisjes
die zich opmaken met juwelen van pareltjes en soms ook hun gezicht
beschilderen.
Zaterdag Dimeka waar de Hamer hun inkopen doen
en de bruine aardekleuren overheersen.
Omdat er een nieuwe asfaltweg is van Arba
Minch naar Jinka, kan ik een groot stuk met de bus doen. De minibusjes zitten
overvol, met op het dak budons en meubelen en eten en een enkele keer zit ik op
cementzakken in de koffer. Maar al bij al verloopt de reis comfortabeler dan
verwacht. In sommige dorpen geraak je niet zonder een paar dagen stappen of
zonder eigen vervoer. En zo ontmoet ik af en toe een medereiziger.
Met de Japanse Mine rijd ik naar het Mago
National Parc. Prachtige natuur en ook de woonplaats van de Mursi die gekend
zijn om hun lipplaten. Van de FranƧaise Denise krijg ik een lift naar een
Karo-dorp. Zij is reisleider en komt het terrein verkennen, boeiende gesprekken
over duurzaam toerisme en hoe dit al dan niet kan bij het bezoeken van deze
tribes.
Je gaat naar het zuiden om te zien hoe mensen
leven. Omdat er zoveel verschillende volken op zo een relatief kleine oppervlakte
wonen, maakt dit het bijzonder. Je gaat op bezoek in een dorp, net zoals je een
museum bezoekt. Met dat grote verschil dat je sowieso een impact hebt op het
dagelijks leven van de mensen die je bezoekt, stemt tot nadenken...
In Jinka is er ook een goed antropologisch
museum, mij lijkt dit een verplicht bezoek voor elke toerist in deze regio.
Tijd is een andere belangrijke factor lijkt me. Als je moet rushen, gaat het
echt enkel om die ene foto en hup naar het volgende dorp.
De babbeltjes bij honingwijn in Chanco, de
vrouw op de markt in Konso die mijn witte armen betast, het Mursimeisje dat
zich verstopt achter mijn sjaal, de jongen op de Key Afermarkt die een foto van
me neemt,… Het kijken en bekijken, de nieuwsgierigheid komt van twee kanten.
Ik had een prachtige reis naar het zuiden van
Ethiopiƫ. Het draait op sommige plaatsen om die paar birr die de mensen voor
een foto krijgen. En het is een grote uitdaging om de toeristische bezoeken te
stroomlijnen. Dat is een gedeelde verantwoordelijkheid van de bevolking, de
touroperators, de gidsen en zeker ook de toeristen!
Het fotogenieke zuiden: